top of page
Blockflute Masters

BLOCKFLUTE MASTERS

De documentaire ‘BLOCKFLUTE MASTERS’ toont op verrassende wijze hoe de blokfluit traditie van Amsterdam zich ontwikkelt van Frans Brüggen in de jaren zestig tot nu. In de film maken we kennis met Nederlandse blokfluit-autoriteiten en hun visie op het veelzijdige instrument. De verhalen van docenten en musici als Walter van Hauwe, Kees Boeke, Jorge Isaac en componist Roderik de Man worden weerspiegeld in uitvoeringen en repetities van barok en hedendaagse blokfluitmuziek in combinatie met onconventionele bezettingen, dans en elektronica.

 

VOORWOORD DOOR JORGE ISAAC:

Nooit hoor je de vraag waarom je blokfluit speelt - bijna iedereen heeft het instrument minstens een keer bespeeld - maar wel, waarom ben je er nooit mee gestopt?

Net als vele andere kinderen begon ik op vierjarige leeftijd met blokfluit op de lagere school. Toen ik twintig werd, besloot ik het instrument op professioneel niveau te willen studeren in Europa. Ik vroeg aan mijn docente in Venezuela (Hannah Schwarz, een toegewijd voorvechtster van het instrument): Wat is de beste plek om te gaan studeren?Zonder aarzelen antwoordde ze: Amsterdam.

 

Na een ontmoeting met Walter van Hauwe in 1995 wist ik dat Amsterdam de juiste bestemming was. Vanaf het moment dat ik er mijn studie begon, heb ik de Amsterdamse Blokfluit School uit de eerste hand mogen ervaren. De docenten destijds - Walter van Hauwe en Paul Leenhouts - waren uitmuntende professionals. De veeleisende atmosfeer en het strikte studiesysteem (het zogeheten BLOK-systeem) waren opvallend. De gezonde competitieve atmosfeer onder de studenten en de zeer open benadering van het instrument en de speeltechnieken waren ontzettend inspirerend. 

 

Eén aspect viel mij het meest op: hoe kwam het dat zo’n klein land zo’n grote traditie kende met betrekking tot dit specifieke instrument? Dit ben ik zelf uit gaan zoeken en heb gesproken met vele spelers, componisten, instrumentenbouwers en concertprogrammeurs. Voor het eerst was ik me bewust van het grote belang van spelers voor de ontwikkeling van een instrument. 

 

De ontwikkeling van de blokfluit in de loop van de afgelopen 60 jaar is niets anders dan fascinerend te noemen. In de jaren ’50 van de vorige eeuw kwam blokfluitspel op professioneel niveau nauwelijks voor; er was een groot aantal amateurs, semiprofessionals en pedagogen, maar het professionele speelniveau zoals we dat tegenwoordig kennen bestond eenvoudigweg niet. Tot de jaren ’60 zagen componisten de blokfluit als een simpel melodie instrument, waarbij ze geen idee hadden van de mogelijkheden of de karakteristieke en unieke klankkleuren van het instrument. Toen hem gevraagd werd om een nieuw werk voor blokfluit te schrijven, dacht zelfs Stravinsky dat het een soort klarinet was…

 

Een zeer belangrijke fase in de ontwikkeling begon tijdens de avant-garde periode in de jaren ’60, toen door vernieuwing het historische imago van de blokfluit kon worden afgeschud, samen met een heel aantal conventionele technieken. Het is zelfs zo, dat er pas kwalitatief hoogstaand blokfluit repertoire kwam, op het moment dat het niet langer gezien werd als een zachter en minder flexibele fluit. Dit werd versterkt door een verkenning van de geweldige hedendaagse mogelijkheden, waaronder de pure klankkleur, de eindeloze mogelijkheden wat betreft glissandi, microtonen en effecten met articulatie.

​

In diezelfde periode was Frans Brüggen de katalysator van een heel belangrijk keerpunt in de recente blokfluit geschiedenis. Hij bereikte dit niet alleen door het blokfluitspel naar een hoger niveau te tillen, maar ook door componisten van hoog kaliber te vragen om werken te schrijven. Hierdoor vermeed Brüggen het gevaar om als componist-uitvoerder beperkt te worden door zijn eigen instrumentale vaardigheden en smaak. Deze filosofie leidde tot de creatie van de eerste twee mijlpalen in het blokfluit repertoire: Sweet van Louis Andriessen (1964) en Gesti van Luciano Berio (1966). Dit laatste werk wordt gezien als het ‘jaar 0’ van de hedendaagse blokfluit, gezien het enorme belang van dit werk voor het instrument. Gesti zou Berio’s Sequenza VI zijn geweest, maar zelfs voor deze grensverleggende componist was het zo’n unieke ervaring dat hij besloot het werk een eigen categorie toe te kennen; hij nam als titel het Italiaanse woord voor gebaren. Toen hij het originele manuscript naar Brüggen stuurde, schreef hij in een bijgesloten brief: Ik realiseer me nu dat je verantwoordelijk bent voor een van de vreemdste ‘gebaren’ van mijn leven.

 

Geïnspireerd door de inspanningen van Frans Brüggen, versnelde ook gestaag de gang naar professionaliteit met de komst van iedere nieuwe generatie zeer ambitieuze jonge spelers. Vanaf dit moment stond Amsterdam bekend als een centrum voor progressief denken over de blokfluit; een rijke omgeving vol pioniers die de grenzen van het speelniveau bleven verleggen met een onaflatende stroom innovatieve ontwikkelingen. 

 

Eerst Brüggen, daarna Walter van Hauwe en Kees Boeke, vervulden de belangrijkste rollen bij de herontdekking en ontwikkeling van een instrument dat gedurende een periode van 150 jaar in onbruik was geraakt. Walter van Hauwe vertelt: “Brüggen dwong ons naar een onbekende regio te gaan, vol problemen, ver buiten het bereik van bekende technieken. Hij liet ons niet gewoon de weg naar buiten zien, die moesten we altijd zelf ontdekken. Een logisch gevolg was, dat blindelings gevolgde conventionele technieken op systematische wijze hun geloofwaardigheid begonnen te verliezen.”

 

De Amsterdamse school bracht niet alleen pioniers voort op het gebied van solospel, maar ook indrukwekkende ensembles zoals Quadro Hotteterre (Walter van Hauwe & Kees Boeke, 1969), Sour Cream (Kees Boeke, Frans Brüggen, Walter van Hauwe, 1972), en het Amsterdam Loeki Stardust Quartet (Daniël Brüggen, Bertho Driever, Paul Leenhouts, Karel van Steenhoven, 1978). Het belang van deze hervormers is niet alleen te vinden in hun vaardigheden, maar ook in hun mentaliteit, waarmee ze nieuw leven in de stagnerende blokfluitpraktijk hebben geblazen. De meest omvangrijke methode ooit geschreven voor dit instrument (‘The Modern Recorder Player’ door Walter van Hauwe, drie delen, 1984-1992), de grootste blokfluit catalogus ter wereld (www.blokfluit.org, online sinds 1998) en de Internationale Blokfluit Festivals zijn allemaal het resultaat van de Amsterdamse Blokfluit School. 

 

Of het nu geweten wordt aan toeval of het lot, in een zeer kort tijdsbestek behandelden deze Nederlandse pioniers de belangrijkste instrumentale bezettingen: solo, duo, trio, en kwartet, in combinatie met de bijkomende literatuur. Nieuwe instrumentale technieken, nieuwe ideeën omtrent instrumentbouw, een nieuw onderwijssysteem, en een frisse benadering van onderzoek naar en het verkrijgen van nieuw repertoire: het was allemaal op initiatief van de Amsterdamse school. Dit gedeelte van de blokfluitgeschiedenis heeft mij altijd gefascineerd: het is een verhaal dat ik wel moet vertellen.

 

In de jaren ’70 van de vorige eeuw zetten Walter van Hauwe en Kees Boeke een controversieel onderwijssysteem op: het BLOK. Dit bloksysteem is door de jaren heen wereldwijd een kernbegrip geworden voor vele blokfluitisten en wordt nog steeds toegepast op het Blokfluitafdeling van het Conservatorium van Amsterdam. In de loop der tijd is de afdeling veranderd - Kees Boeke gaf er les tot 1980, Paul Leenhouts begon er in 1993 te doceren. Leenhouts besteedde in het bijzonder aandacht aan ensemblespel, historische ontwikkeling en methodologische aspecten van het instrument. In 1997 richtte hij het ensemble ‘Royal Wind Music’ op, een uniek consort van renaissance blokfluiten. Alle leden van dit ensemble hebben gestudeerd aan het Conservatorium van Amsterdam.

 

In 2007, na een indrukwekkende periode van 36 jaar als professor van het BLOK, besloot Walter van Hauwe afscheid te nemen van het blokfluitonderwijs om de weg vrij te maken voor een nieuwe generatie. Mij viel de eer te beurt om in 2006 als zijn opvolger aan te mogen treden. In 2010 beëindigde Paul Leenhouts zijn activiteiten aan het Conservatorium van Amsterdam en vertrok naar de VS als hoofd van de Afdeling Oude Muziek aan de universiteit van Noord-Texas. Erik Bosgraaf werd in 2010 door de afdeling aangesteld als opvolger van Paul Leenhouts. 

 

De ontwikkeling van de blokfluit gaat nog altijd door en Amsterdam brengt nog steeds grote en vernieuwende spelers voort. Wereldwijd blijft het niveau van instrumentale vaardigheden stijgen: de combinatie van blokfluit met elektronica, muziektheater en multimedia blijft zich verdiepen, op vele wijzen worden gevarieerde ensemble samenwerkingen verkend en nieuwe jonge sterren uit alle hoeken van de wereld staan op, bruisend van hun eigen unieke ideeën. 

 

Nu kan de jongste generatie profiteren van dit prachtige erfgoed, doorgegeven door deze voorgaande generaties. De middelen zijn aanwezig om ongekende resultaten te bereiken, zowel op het gebied van oude als nieuwe muziek. Hiermee kunnen we het bestaan vieren van een van de oudste instrumenten uit de geschiedenis van de muziek.

 

Jorge Isaac

OVER DE NAAM:

Oorspronkelijk is de Engelse term voor blokfluit, ‘recorder’, maar om het instrument te kunnen onderscheiden van elektronische apparaten met dezelfde benaming, introduceerde Walter van Hauwe in 1984 de term blockflute. De dubbele betekenis van het woord ‘recorder’ is sindsdien verwarrend geworden, zeker op het gebied van hedendaagse composities, elektronica en multimedia, waar steeds vaker wordt verwezen naar opname-apparaten als de CD recorder, DVD recorder, video recorder, digital recorder, voice recorder, taperecorder, camcorder, en ga zo maar door. Daarom gebruiken vele ambassadeurs van het instrument de term blockflute als ze spreken over de hedendaagse muziekpraktijk. Dit initiatief wordt inmiddels overgenomen door een toenemend aantal componisten, arrangeurs, geleerden en spelers uit de hele wereld.

Commissioned by: 
VisiSonor Foundation – The Netherlands

​

Crew:
Director, camera, editing: Andras Hamelberg, Franjo Studio Amsterdam
Director, interviews, sound: Minou de Leeuw

​

Interviews with: 
Walter van Hauwe
Jorge Isaac
Roderik de Man
Kees Boeke
Fred Momotenko

​

Guest artists:
Ensemble Black Pencil
Blockflute - Jorge Isaac
Panflute - Matthijs Koene
Viola - Esra Pehlivanli
Accordeon – Marko Kassl
Percussion - Enric Monfort

 

Violin – Maartje Kraan
Violin – Helena Druwe
Cello – Mette Seidel
Double Bass - Jelte van Andel

 

Dance - Gilles Viandier
Video Cloud Messenger - Jasper Kuipers

​

Music fragments from:
Flauto Dolce (2013) by Roderik de Man (1941)
Farfanesque (2011) by Nico Huijbregts (1961)
Hari-hana-suta (2010) by B.C. Manjunath (1976)
Cloud Messenger (2012) by Fred Momotenko (1970) 
Gesti (1966) by Luciano Berio (1925-2003)
Les Moutons de Panurge (1969) by Frederic Rzewski (1938)
Austro (1991) by Giorgio Tedde (1958)
Doen Daphne d'overschoone Maeght, d'Lof-zangh Marie, Gabrielle Maditelle (Der Fluyten Lust-Hof, 1649) by Jacob van Eyck (c1589/90-1657)

Prélude (Lentement) from Suite V (Pièces en trio pour les flûtes et dessus de viole, 1692) by Marin Marais (1656-1728)

​

​

Locations: 
Orgelpark Amsterdam, De NWE Vorst Tilburg, Conservatorium van Amsterdam, Studio de Generator Amsterdam, home of Mr. van Hauwe in Gorssel, home of Mr. Boeke in Amsterdam. 
All filming and recording sessions took place between March 2012 and May 2013.

​

Archive material:
Quadro Hotteterre: Frans Hals Museum/Haarlem (1979)
Sour Cream: University of East Anglia/Norwich (1980) and Noordeinde Palace/The Hague (1987) 
Frans Brüggen:  Amsterdam (1967)

​

Length:

35 minutes

​

Languages:

English and Dutch (English subtitles)

​

Picture Format:

16:9

​

Thanks to:
Conservatorium van Amsterdam
Orgelpark
Johan Luijmens
Alan Howlett
Babs Appels
Sarah Jeffery
Otto van Boetzelaer

​

With the support of:
Fonds Podiumkunsten
Amsterdams Fonds voor de Kunst
Stichting Blokfluit

​

Production: 
VisiSonor Foundation 
© 2014

bottom of page